Schepen

De jaartallen geven aan wanneer het betreffende schip in bezit van (of verbonden met) een familielid geweest is.

Klik op de foto of de bijbehorende titel voor technische details en geschiedenis.
Klik in de rechterkolom om objecten te vinden die aan het schip gerelateerd zijn.

301-1002

Anna (1901-1906)

Pieter dLvW (1874) vaart vanaf 1901 als zetschipper op deze klipper. Het is eerst nog een sleepschip, maar al spoedig brengt Pieter zeiltuig aan.

301-2002

Progres (1907-1917)

Met hulp van zijn schoonvader koopt Pieter dLvW (1874) in 1907 een eigen sleepschip en hij laat het in 1912 ombouwen tot 'Wadden en Sontvaarder'. Tijdens de eerste wereldoorlog komen ze vast te liggen in Denemarken. Het schip wordt dan verkocht omdat de moeder van Elizabeth ernstig ziek is en ze naar Nederland willen reizen.

301-4002

Azolla (1918-1958)

In het laatste oorlogsjaar 1918 koopt Pieter dLvW (1874) weer een ander sleepschip. Ook deze klipper bouwt hij om tot zeilschip en in 1927 wordt een motor ingebouwd. In 1939 zetten zijn zoon Teun en schoondochter Jo Lenten de vaart voort. In 1958 is de Azolla verkocht. Zoon Teun ging toen over op de grotere Largo.

402-1006

Flying Dutchman (1928)

Hendrik Harber (Henk) dLvW (1902) begint als kersverse stuurman en vaart ongeveer gedurende een jaar op dit splinternieuwe motorschip. Niet lang na zijn vertrek loopt het schip een keer op de rotsen en in 1931 is het uiteindelijk in een storm vergaan.

402-2005

Markab (1929-1931)

Voor zijn oudste zoon Hendrik Harber (Henk) koopt Pieter dLvW (1874) in 1929 op een veiling dit vrij nieuwe motor-zeilschip. Henk boekt er zodanig goede resultaten mee dat besloten wordt om een nieuw schip te bouwen. De Markab wordt in 1931 verkocht en vergaat het jaar daarop voor de kust van Normandië.

402-2012

Constant (1932-1940)

Pieter dLvW (1874) en zoon Hendrik Harber (1902) laten samen dit motorschip bouwen. In juni 1932 wordt het te water gelaten. Ook dit blijkt een rendabele onderneming: binnen enkele jaren koopt Henk zijn vader uit en wordt zelf eigenaar. Begin van de tweede wereldoorlog komt het schip vast te liggen in Vlaardingen en november 1940 moet het verkocht worden.

406-2003

Dolfijn (1937 – 1973)

Op een veiling koopt Pieter dLvW (1910) in 1937 met hulp van zijn vader Pieter (1874) dit vrachtschip. In 1952 wordt het schip met 6 meter verlengd en later wordt ook de roef verbouwd waarbij op het achterschip de gangboorden kwamen te vervallen. Ruim 35 jaar zal Pieter met dit schip varen. Het wordt in 1973 gesloopt.

Watergeus (1939 – 1949)

Op verzoek van zijn schoonzoon Jan Jacob van Zoelen (1900) koopt Pieter dLvW (1874) een stalen tjalk die door Jan omgebouwd wordt tot woonschip. Samen met Johanna Maria (Jo) dLvW (1900) en hun twee dochters zullen ze daar van 1939 tot 1949 op blijven wonen. De meeste tijd ligt het schip in de gemeentehaven van Uitgeest.

Gerja

Gerja (1939-1969)

In 1939 kopen Gerrit Serné (1904) en Jacomina Johanna (Mina) dLvW (1908) met hulp van Pieter dLvW (1874) dit sleepschip. In de oorlog komt het schip in Duitse handen en raakt het zeer gehavend. In 1954 laten Gerrit en Mina een motor inbouwen en vanaf 1964 varen schoonzoon Teun van Valen en dochter Mijntje nog op de Gerja. In1969 wordt de Gerja gesloopt.

402-3053

Prima (1945-1948)

Na de oorlog kan Hendrik Harber (Henk) dLvW (1902) weer gaan varen en hij begint als kapitein op de betrekkelijk nieuwe Prima van de firma Dammers & Van der Heide. Reizen gaan o.a. naar het Middellandse zeegebied. Zijn vrouw Jo en de twee oudste kinderen maken ook reizen mee.

402-4007

Helene (1948-1962)

In oktober 1948 begint Hendrik Harber (Henk) dLvW (1902) bij de firma Kuyten in Spaarndam als kapitein op een palingbunschip. In 1949 wordt het schip verlengd en heeft nu 16 visbunnen. Reizen gaan vooral naar het Middellandse zeegebied, maar ook naar Ierland en zelfs een keer naar IJsland. Henk blijft bij deze werkgever tot aan zijn pensionering in 1960.

402-5002

Carpe Diem (1948-1972)

Op een veiling koopt Hendrik Harber (Henk) dLvW (1902) een roestig casco met de visie dit op te bouwen tot passagiersscheepje. In 1950/1951 worden de stalen opbouw en de stuurhut geplaatst en de motor ingebouwd. De verdere uitbouw moet in de vrije tijd gebeuren. Na Henks pensioen in1960 wordt voor het eerst met gasten gevaren. Begin jaren 70 wordt het schip verkocht.