Cees & Jo/Mina

De gebeurtenissen (lotgevallen) in het leven van Cornelis (Cees) de Leeuw van Weenen (1846) en Johanna Maria (Jo) Tans (1853) en later met zijn tweede vrouw Jacomina Johanna (Mina) Hodde (1852).

Voorgeschiedenis

Stamvader Pieter de Leeuw van Weenen (1810) groeit op als wees in Middelharnis en trouwt op 25 december 1831 met Cornelia Lugthart (1812). Pieter is overeenkomstig de familietraditie van beroep schipper. In 1854 vaart hij met zijn gezin op de tjalk Geertruida Maria.

Ze krijgen 13 kinderen waarvan er vier nog in het geboortejaar overlijden. Vanwege hun varende bestaan worden alle kinderen geboren in Middelharnis of in een andere plaats die aan het water ligt. Hun vijf zonen blijven allemaal als schipper werkzaam in de binnenvaart.

Dit verhaal begint met Cornelis, één van die zonen die op deze website tot de tweede generatie gerekend worden.
Meer informatie over stamvader Pieter vind je in een aparte publicatie.

Geboorte van Cees en zijn eerste huwelijk (1846 – 1900)

Op 21 mei 1846 wordt in Middelharnis Cornelis (Cees) de Leeuw van Weenen geboren als tiende kind(en vierde zoon) van stamvader Pieter. Ook hij wordt net als zijn vader schipper en trouwt in 1873 met Johanna Maria (Jo) Tans (1853), een lieve gelovige vrouw. Hij vaart dan op de tjalk Johanna
Maria.

 

Als eerste kind van Cees en Jo wordt op 30 juli 1874 in Papendrecht zoon Pieter (Piet) geboren. Het
tweede kind overlijdt nog in het geboortejaar. In de navolgende 16 jaar volgen er voor Piet nog eens
zes broers en zes zussen. De omstandigheden aan boord van de relatief kleine tjalk zijn niet bepaald
gemakkelijk: een groot gezin op een kleine ruimte. Ook in het laadruim worden met schotten extra
slaapplaatsen gecreëerd.

 

Hun kinderen:

 Naam

Leeftijd

Geboren

Overleden

1

Pieter (Piet)

88

30-07-1874

14-07-1963

2

Wilhelmina

6 mnd

07-03-1876

18-09-1876

3

Christiaan Willem (Chris)

79

21-04-1877

01-11-1956

4

Cornelia (Corrie)

10

25-01-1879

30-06-1889

5

Wilhelminus (Willem)

83

1880

10-10-1963

6

Adriana Helena (Jaantje)

76

25-04-1881

10-01-1958

7

Johanna Maria (Anna)

93

19-08-1882

12-04-1976

8

Geertruida Maria (Luus)

91

14-10-1883

21-09-1975

9

Cornelis Martinus (Cees)

95

29-01-1885

03-03-1980

10

Wilhelmina (Miena)

79

16-03-1886

10-05-1965

11

Martinus (Tinus)

83

26-06-1887

24-08-1970

12

Bernardus (Ben)

87

27-09-1888

25-03-1976

13

Arie

29

23-01-1891

22-07-1920

14

Cornelia (Cor)

53

25-08-1892

09-07-1946

In september 1897 komt Jo te overlijden. Ze is dan pas 44 jaar oud. Het jongste kind, Cornelia, is dan
net vijf geworden. De oudste zoon Piet woont al niet meer aan boord en vaart op een eigen schip. De
oudste dochter Adriana Helena (Jaantje), 16 jaar oud, zorgt vanaf dat moment voor de kleinere
kinderen. In die tijd vaart Cees op de tjalk Concordia.

In februari 1898 wordt zoon Piet aangesteld als toeziend voogd voor de elf jongere kinderen in het
gezin.

Tweede huwelijk met Mina (1900 – 1914)

Na het overlijden van zijn eerste vrouw Johanna Maria (Jo) in 1897 hertrouwt Cornelis (Cees)
Jacomina Johanna (Mina) Hodde, weduwe van schipper C. van Driel. De bruiloft vindt plaats te
Zevenbergen, twee dagen na de bruiloft van zijn oudste zoon Piet.

Met de komst van zijn tweede vrouw Mina verandert er veel aan boord van de tjalk Concordia. Ze
maakt zich niet bepaald geliefd in het gezin. Ze heeft uit het voorgaand huwelijk een eigen zoon,
Leen, die ze erg verwent. Hij krijgt bijvoorbeeld vleeswaren op zijn brood, de andere kinderen
moeten het maar doen met een (schijfje) wortel. Ze heeft duidelijk niet veel op met de kinderen van
Cornelis en de kinderen niet met haar. Zoon Ben moet als 11-jarige plaats maken aan boord en wordt
uitbesteed als knechtje bij een andere schipper. Dochter Jaantje, inmiddels 19, is blij van boord te
kunnen, bevrijd van haar opvoedtaken.

 

[1912] Cornelis (Cees) de Leeuw van Weenen en Jacomina Johanna (Mina) met hun jongste zoon Arie op het ijzeren sleepschip Concordia.

In 1906 vestigen Cornelis en Jacomina zich in de Paul Krügerstraat 95 in Rotterdam. Hun jongste
dochter Cornelia is dan 14 jaar. Ze richten hun woonkamer in als winkeltje. Het stratenboek van
Rotterdam spreekt van ‘kruidenierswaren’ en een andere keer van ‘tabak en cigaren’. De winkel blijkt
geen succes. Klanten zijn gewend op de pof te kopen; zonder deugdelijke administratie en stevig
aandringen op betaling, houd je het niet lang vol. Kleindochter Johanna Maria (Jo) dLvW woont gedurende haar schooltijd
(1908-1911) bij hen en ook kleinzoon Hendrik Harber (Henk) logeert er voor een korte tijd (vanaf maart 1911).

In 1912 gaan ze toch maar weer varen. Ze wonen en werken dan op het ijzeren sleepschip de
Concordia, een voormalige goederenstoomboot nu zonder ketel en machine. Al in 1913 stopt dit
echter weer. Ze wonen eerst een paar maanden in Dordrecht, dan weer een paar maanden in
Rotterdam. In deze periode voorziet Cornelis in zijn levensonderhoud met timmerwerk. Maart 1914
verhuizen ze dan naar Vreeswijk.

Periode Vreeswijk (1914 – 1921)

Augustus 1914 breekt de eerste wereldoorlog uit. Kort daarvoor, in de maand maart, verhuizen
Cornelis (Cees) en zijn tweede vrouw Jacomina Johanna (Mina) naar Vreeswijk (tegenwoordig
Nieuwegein). Cees is dan inmiddels 67. Ze wonen eerst op verschillende adressen, maar in 1916
nemen ze hun intrek in het huis in de Cornewalstraat 5, dat hun zoon Pieter dLvW (1874) voor hen had aangekocht.

In 1918 komt er door onverwachte omstandigheden een stevige gezinsuitbreiding. Hun oudste zoon
Pieter moet zijn schip verkopen en trekt noodgedwongen met zijn vrouw Bets en vier van hun zes
kinderen bij zijn ouders in. Pas in 1920 is het inwonende gezin weer in zijn geheel woonachtig op een
nieuw schip.

Gelukkig kan Cees goed timmeren en hij weet zo aardig bij te verdienen. Hij werkt vooral voor
schippers en voor de familie. Bij bezoeken aan boord wanneer familieschepen in de sluis liggen,
neemt hij ook bestellingen aan: droogrek, orgelkruk, afvalbakje, een soort Blokker voor
huishoudelijke artikelen in hout. Voor de Progres heeft Cees nog een naambord gemaakt, voor
andere schepen ook wel een mast of rondhouten.

Cees overlijdt 1921 in Vreeswijk. Zoon Pieter verkoopt het huis en zijn stiefmoeder Mina komt in de buurt
van de kerk te wonen. Later verhuist ze naar Buiksloot (nabij Amsterdam) en trekt daar in bij haar
zoon Leendert uit haar eerste huwelijk. Daar overlijdt ze in 1935.

(Over de periode in Vreeswijk is overigens een uitgebreide publicatie beschikbaar)